De Germaanse goden
Wodan (Noordgermaans Odin) is de oppergod, de alvader,
god van de kennis en de wijsheid, oorlog, dood en poëzie.
Hij geeft de zege in de strijd. Op zijn achtvoetige ros Sleipnir,
begeleid door wolven en raven, vuurt hij de legers aan, zwaaiend
met zijn speer Draupnir. Zijn naam leeft voort in de woensdag.
Voor het Sint Nicolaasfeest (Lees verder)
Donar (Noordgermaans Thor) is de god van de donder en
het onweer, de grootste vijand van de Jotuns (reuzen).
Getrokken door bokken baant hij zich een weg door zijn
vijanden, zijn bliksemhamer Mjölnir naar hen slingerend.
Zijn naam leeft voort in de donderdag. Vroeger gebruikten
onze eilandbewoners als uitroep van verbazing en ergenis
een krachtterm verbonden aan de bliksem. Mogelijk is dit
een verre echo van het aanroepen van Donar.
Tiwaz is de god van de oorlog en moed. Maar ook van de
rechtspraak. Hij is de god van het ding (oude volksvergaderingen).
Toen de wolf Fenrir gebonden moest worden met ogenschijnlijk
zwakke koorden, stelde deze -als blijk van trouw- de voorwaarde
dat een van de goden zijn hand in zijn bek zou steken. De koorden
bleken onbreekbaar en Fenrir at Tiwaz’ hand op. Dat hij woord
hield wijst op de rechtspraak die hij beschermt. Zijn naam leeft
voort in de dinsdag.
Freya is de godin van de liefde en vruchtbaarheid. Haar wagen
wordt getrokken door twee katten. Haar naam leeft voort in de
vrijdag.