Levenswijze en cultuur
In tijden van crisis werd er door de aanzienlijke mannelijke stamleden een leider gekozen maar deze moest
steeds de belangen van de 'kiezers' in het oog houden. Wel waren er jaarlijks bijeenkomsten van de stam-
hoofden onderling.
Jernalderhus – Reconstructie van een langhuis in het
Moesgaard-Museum bij Aarhus (Denemarken)
Nydamboot uit de 4e eeuw
De Germaanse maatschappij had zich gegroepeerd rond sibben, families en geslachten met een
gemeenschappelijke legendarische voorvader. De stammen werden geregeerd door edelen.
Verder is er sprake van vrijen, half-vrijen (liten) en slaven. De vrije mannen mochten het woord
voeren in de volksvergadering. De meeste stammen leefden in kleine dorpjes, bestaande uit
langhuizen. Hierin leefden meestal verschillende generaties van de zogenaamde grootfamilie en
het vee gezamenlijk onder een dak. De huizen waren gemaakt van hout, meestal met leem
bestreken vlechtwerkwanden met een strodak. Belangrijke stamhoofden of krijgsheren hadden
soms grote en gerieflijke rijkversierde huizen met een grote vergader- annex feestzaal tot hun
beschikking. Stenen huizen waren niet gebruikelijk, maar werden tijdens de Romeinse tijd
geïntroduceerd.
De Germanen waren waarschijnlijk constant in kleine oorlogjes betrokken waarbij vermoedelijk
het aantal doden en gewonden door algemeen geaccepteerde 'oorlogsregels' binnen de perken
bleef. Hierbij voerden slechts de krijgsheren en hun directe gevolg oorlog. Waarschijnlijk konden
de jonge krijgers in deze oorlogjes hun 'mannelijkheid' bewijzen om opgenomen te kunnen
worden in de rangen van de volwassenen en was dit, naast rivaliteit over de grenzen van het
territorium, een van de belangrijkste redenen om geregeld de krachten te meten. Bij de weinige
volkeren die heden nog in stamverband leven is dit een belangrijke reden om de onderlinge
rivaliteit van buurstammen in stand te houden.
De Germanen bedreven landbouw vooral door stukken woeste grond plat te branden en het zaad
in de as te strooien. Daarnaast werden ook kleine akkertjes, zogeheten raatakkers, permanent
bebouwd en bemest. Een vrij man verwierf overigens veel meer aanzien door vechten en
plunderen dan door akkerbouw te bedrijven. Daarom namen ook vrije mannen deel aan de strijd.
Succesvolle aanvoerders verzamelden krijgers om te plunderen; een dergelijke schare noemde
Tacitus een comitatus. Door de lust naar plunderen werd het Romeinse Rijk een belangrijk
doelwit voor de Germanen.
De Futhark, de eerste Germaanse schrifttekens
Voor schrijven werd het runenalfabet gebruikt. Hiermee beschreven de Germanen vooral grootse
daden, maar in het Noorse Bergen zijn ook runeninscripties voor dagelijks gebruik aangetroffen.
Daarbij gaat het om namen, gebeden (meestal in het Latijn), persoonlijke berichten, zakelijke
brieven en uitingen van vriendschap. Toch schreven de Germanen niet veel op, want er was geen
uitgebreide literatuur. Wel hadden de Germanen waarschijnlijk een rijke orale cultuur, waarin
voorgedragen poëzie een belangrijke rol speelde. Enkele van deze liederen zijn het
Nibelungenlied, de Thidrekssaga, het Hildebrandslied ,de poëtische Edda’s en de Beowulf. Die
werden opgeschreven in de vroege middeleeuwen. De oudste inscriptie in een Germaanse taal
dateert uit de eerste helft van de 5e eeuw v.Chr.; ze staat op de Negauer helm die bewaard wordt
in het Kunsthistorisches Museum Wien. Het runenschrift komen we o.a. tegen op het Ruthwell
Cross en de Franks Casket.
De Germanen hadden een rijke materiële cultuur, die veel overeenkomsten met de verwante
Keltische cultuur vertoonde. De weefkunst was goed ontwikkeld. De Romeinen spraken met
bewondering over de veelkleurige wollen kleding die de Germaanse vrouwen droegen. Ook de
aanzienlijke mannelijke krijgers besteedden veel aandacht aan hun uiterlijke verzorging.
Bewonderd door de Romeinen werd eveneens de sterk ontwikkelde smeedkunst. In grotere
nederzettingen was meestal een vaste smid aanwezig. Kleinere dorpjes maakten gebruik van de
diensten van rondreizende smeden. De leiders van krijgsbenden of legers hadden meestal ook een
of meerdere smeden in vaste dienst voor de vervaardiging en het onderhoud van wapentuig .
Tijdens de Volksverhuizingen werden de Germaanse wapens zelfs superieur geacht aan de
Romeinse. De ornamentele kunst heeft sublieme werkstukken opgeleverd zoals opgegraven
grafgiften nog getuigen. Veel Germanen, als ze het zich konden veroorloven, droegen evenals de
Kelten deskundig gemaakte gouden hals- en armbanden: torques. De Romeinen gebruikten in
latere tijden torques die als oorlogsbuit op Kelten en Germanen veroverd waren zelfs als gewild
onderscheidingsteken en betaalmiddel voor verdienstelijke soldaten.