Ds. J.P. Unger en de autozending
Wie de notulen doorleest van de Gereformeerde kerk van Bruinisse ten tijde van haar predikant
ds. J. P. Unger (1930 – 1944) stuit met enige regelmaat op het woord ‘autozending’ . De eerste keer dat
we het woord lezen in het notulenboek is op 5 februari 1934. Ds. Unger stelt de noodzaak van evangelisatie
vragenderwijs aan de orde, maar de kerkeraad is van oordeel dat ‘op ons dorp met zijn vier kerken,’ dat
onnodig is.
Een jaar later blijkt dat de zendingsauto tussen 19 en 27 juli 1935 over het eiland rond zal gaan. Weer een
jaar later is er sprake van een evangelisatieautotocht. Wat dit inhield blijkt uit een bericht in de ‘Evangelisatie
Vereeniging De Auto Zending’ te Amsterdam. Ene heer Schotvanger, de ziel in de kerkelijke evangelisatie-
arbeid van menige zgn. Zaaiweek. Onvergetelijk is zijn toespraak over het woordje ‘bijna’: ’Bijna de trein
gehaald – dat scheelt een uur. Bijna de boot gehaald – dat scheelt een dag. Bijna het diploma gehaald – dat
scheelt een jaar. Bijna bewogen een christen te zijn – dat is eeuwig’.
De auto was zijn preekstoel
Ds. J.P. Unger (1897- 1974).
Foto welwillend ter beschikking
gesteld door de Vrijgemaakt
Gereformeerde Kerk van
Lemelerveld
Een impressie van het evangelisatiewerk in Zeeland:
Alle Zeeuwse eilanden bezitten hetzelfde soort heerlijke, tedere kleuren, de zacht-bleke tinten van de hemel
en de gedekte en toch levendige kleuren van het land; het ene na het andere, Zuid-Beveland (het grootste van
alle), Noord-Beveland, Tholen, Schouwen, Duiveland, verrijst uit de brede zeearmen. Zierikzee, de hoofdstad
van Schouwen, eens de mededingster van Middelburg, is de oudste stad van Zeeland en heeft een hoogst
belangrijke rol gespeeld in de geschiedenis der eilanden. Het heeft reeds lang afgerekend met het leven van de
nieuwere tijd en ligt afgezonderd, met een zeker air van ontoegankelijkheid, aan het einde van zijn lang, smal
kanaal, dat uitmondt in de Ooster-Schelde, en is om de waarheid te zeggen, ontzaglijk moeilijk te bereiken of
te verlaten, zodat het zelden door bezoekers in zijn rust wordt gestoord.
In de schoonheid van Zierikzee ligt, evenals in die van Veere, iets smartelijks; de dromerige aanblik van de
nauwe straten, de oude huizen, de brede gracht, de deftige poorten, het stille stadhuis met rococo-toren, als een
gedroogde vrucht, als de kam van een draak, is onbeschrijfelijk weemoedig. En er is ook, als in Veere, een
gedeelte van een reusachtige kerk, alleen een toren (de rest is in 1832 verbrand), dat men houdt voor het
grootste overblijfsel in Gothische stijl dat bestaat; natuurlijk niet wat omvang, maar wat schoonheid betreft.
In ieder geval is het kolossaal en schijnt nog groter door de vlakheid van het land, de popperige huizen, die het
plein omringen en de bomen, die hoog op zichzelf, niet verder reiken dan halfweg de melancholieke reus.
Zo ziet een Engelse, Marjorie Bowen, Zierikzee, waar wij ons zaterdag 20 juli 1935, heen spoeden. Aan de
Noordzijde van het Havenplein, midden in de stad, zal de samenkomst plaats vinden.
Als wij komen aantuffen, staan nog maar enkelen ons op te wachten. Meestal gaat het zo. Langzaam komen
de hoorders van alle kanten aanlopen en als ds. J. Meester van Brouwershaven begint, zijn het al velen, die
luisteren. Onder zijn spreken en het zingen van een koortje komen er nog meer.
Echter, donkere wolken pakken zich samen. Als dat maar goed gaat. Nu is het woord aan ds. J. P. Unger van
Bruinisse. Met zijn onderwerp: „Houdt er den moed maar in", pakt hij dadelijk de grote schare. Nog niet lang
aan het woord, kost het de spreker moeite er de moed in te houden.
Een geweldige regenbui doet de menigte uit elkaar stuiven. Velen vluchten naar de Beurs, een overdekte
markt, schuin tegenover de plaats waar de auto staat. Verlof wordt gevraagd en verkregen om hier de samen-
komst te houden. Nogmaals grijpt ds. Unger moed en hij heeft het voorrecht hier zijn toespraak geheel te
kunnen houden, de regen ten spijt. Een niet verwachte kans.
Een impressie over de evangelisatiearbeid op Schouwen-Duiveland:
26 Juli 1935. — Als wij terugzien op een week arbeid op Schouwen en Duiveland, dan mogen wij ons aan de
ene kant verblijden over het toenemen van het getal hoorders in sommige plaatsen en aan de andere zijde ons
bedroeven over het minder worden van de belangstelling in andere plaatsen.
Om met dit laatste te beginnen: daar is het dorp Ouwerkerk. Toen wij daar voor de eerste maal kwamen, ston-
den zeer velen bij de Hervormde kerk de komst van de auto af te wachten. Verleden jaar was het getal veel
kleiner en ditmaal waren het enkelen, die kwamen luisteren.
Toch wordt in dit dorp iedere Zondagavond door de Evangelisatiecommissie van de Gereformeerde Kerk
van Nieuwerkerk niet zonder zegen geëvangeliseerd.
Daar is in de tweede plaats het stadje Brouwershaven. Het is een oud stadje, dat in de 16e eeuw wel een d
rukke scheepvaart had, doch waar nu slechts kustvisserij, voornamelijk op garnalen, wordt uitgeoefend.
Nu is het een „dode stad". Zo schijnt de stad ook geestelijk dood te zijn. Op het grote plein, naast het stand-
beeld van Jacob Cats, die 10 November 1577 in Brouwershaven geboren is, stond ook deze week de zendings-
auto. Ook hier stonden drie jaar geleden zeer velen, verleden jaar minder en nu weinigen te luisteren.
Wij hebben deze week ook andere ervaringen op Schouwen en Duiveland opgedaan.
En dan denk ik aan Sint-Jorisland (bedoeld zal zijn Sirjansland), een onbelangrijk dorp, waar de meeste
bewoners alle band met de godsdienst hebben doorgesneden. Juist daarom is dit dorp voor ons van belang.
Hier wonen mensen met een ziel voor de eeuwigheid geschapen, die toch ook geroepen zijn God, hun
Schepper, te eren. Ook hun moet de boodschap des Konings worden gebracht. Wij zijn dankbaar, dat velen
kwamen luisteren.
Wij denken ook aan Dreischor, dat wij die zelfde avond bezochten. De huizen van dit dorp zijn rondom de
uit het begin der 15e eeuw dagtekenende grote kerk gebouwd. De kerk beheerst hier dus het gehele dorp.
Toch is het niet zoo, dat het leven van de bewoners beheerst wordt door het Woord des levens, want dit
wordt in die kerk niet meer gepredikt.
Vroeger was dit anders. Als velen van hen, wier stoffelijk overschot rust in die vele grafkelders ij de kerk met
die kostbare grafmonumenten, nog eens konden opstaan, zij zouden kunnen spreken van het licht, dat hier op
de kandelaar helder scheen en zij zouden zich bedroeven over hun nageslacht, dat onder de invloed der
moderne prediking de weg des levens niet meer kent.
Hier zien wij ieder jaar meer mensen zich rondom de auto scharen. Mocht de prediking, hier vóór de kerk
gebracht, hun tot zegen zijn.
Nog één vermelding komt voor in het notulenboek: de bijdrage aan de autozending van f 2,50.
Na de oorlog wordt van de autozending op Schouwen-Duiveland geen gewag meer gemaakt.
Hieronder een lepeltje uit het museum Catharijneconvent te Utrecht.
Ds. Unger moest in 1944 net als alle inwoners van Bruinisse, het dorp verlaten vanwege de inundatie door
de bezettende macht. In 1944 ging hij mee met de Vrijmaking. Na de oorlog verzocht hij de kerkeraad van
Bruinisse ook mee te gaan met deze Vrijmaking. Het antwoord was negatief.
Wat ook nog aan de familie Unger herinnert is een grafsteen
van hun 4 dagen oud zoontje