Bedevaarten
Een bedevaart of pelgrimage (van het Oud-frans pelrimage) is een (pelgrims)reis naar een bedevaartsoord. Redenen voor het ondernemen van een bedevaart zijn om de hulp van een heilige in te roepen zodat deze voorbede (Lees verder) kon doen bij God, of om boete te doen, een opgelegde straf te ondergaan. In de katholieke traditie betreft een bedevaart een reis naar een plaats waar een heilige wordt vereerd, of waar er volgens ooggetuigenverslagen verschijningen hadden plaatsgevonden, meestal van Maria, een engel of een heilige. Andere plaatsen werden bekend vanwege een of meer gevallen van wonderbaarlijke genezingen, of vanwege stigmata, een 'huilend' beeldje, of andere verschijnselen die mensen bovennatuurlijk voorkwamen.
Pelgrims
Voorbeelden van belangrijke bedevaartsplaatsen in het christendom zijn Rome (het Vaticaan), Fátima, Lourdes, Scherpenheuvel, Rocamadour, Santiago de Compostella, Kevelaer, Collevalenza, Assisi, Banneux, Jeruzalem en Bethlehem. Bedevaartgangers droegen schelpen of kleine medailles en beeldjes op hun kleding. Goedkope loden of tinnen pelgrimsinsignes, een pelgrimshoorn, eigenlijk souvenirs, worden bij opgravingen veel teruggevonden. Pelgrims die Jeruzalem bezochten plaatsten een palmtak op hun portretten en ook op hun grafsteen. In Dreischor in Zeeland is een dergelijke steen bekend met een leeg graf (Christus is immers opgestaan), twee palmtakken en een Jeruzalemskruis, zie foto hieronder.
De Gereformeerde Kerk van Bruinisse
De initiatiefnemer van de afscheiding op Duiveland was de Nieuwerkerkse landbouwer Dirk van Farowé. Samen met de afgescheiden predikant van Biggekerke ds. H.J. Budding legde hij in 1836 de grondslag van de zogeheten Christelijke Afgescheiden Gemeente van Nieuwerkerk-Oosterland- Bruinisse, hoewel er ook inwoners van Ouwerkerk, Sirjansland en Zierikzee meeleefden. Als leden van de kerkeraad werden uit Bruinisse genoemd: ouderling Jacob de Waal en diaken Marinus van den Berge. Van Farowé had in 1834 een brief geschreven aan ds. De Cock uit Ulrum, door wie de Afscheiding landelijk begonnen was. Ds. De Cock had later deze bief gepubliceerd. “Och, arm Zeeland,” schrijft Van Farowé, “ alles is met duisternisse beneveld. Diegenen die ik onder Gods uitverkorenen telle, hebben bijna allen uit de kerken moeten vluchten, omdat ze de stemmen van de huurlingen niet alleen niet kennen, maar ze beschouwen als wolven, die de stal der schapen met geweld indringen. En helaas, nu hebben ze niet meer over dan een klein kuddeken met ruime lokalen, vervuld met ledige stoelen en banken, waarvoor zij staan te schreeuwen”. In 1839 werd deze Christelijke Afgescheiden Gemeente voortgezet als Oud-Gereformeerde Gemeente onder leiding van ds. Budding. Hij eiste dat de gemeenten geen godsdienstvrijheid aanvroegen, de Dordtse kerkorde aanhielden en de psalmberijming van Datheen zongen. Ds. Budding belandde in 1841 langdurig in de gevangenis en daarna waren er geen leiders meer. In 1845 werd ds. C. van den Oever (Lees verder) van de Gereformeerde Gemeenten onder ’t Kruis gevraagd hoe nu verder te gaan. Hij adviseerde aansluiting te zoeken bij zijn kerkgenootschap, dat dezelfde grondslag had als de Oud-Gereformeerde Gemeenten van ds. Budding. Zo geschiedde en in 1845 werd ds. B. Sterkenburg (Lees verder) de eerste predikant van de Gereformeerde Gemeente onder ’t Kruis. De weerstand van de burgemeester van Nieuwerkerk was en bleef echter groot in tegenstelling tot die van de burgemeester van Oosterland. Daarom kocht ds. Sterkenburg een arbeiderswoning met schuurtje en erf aan de Oosterlandse kant van de Rampaartsedijk. De woning werd pastorie en de schuur kerk. De kerk lag wel centraal voor de inwoners van Duiveland, maar het ’s zondags naar de kerk lopen vanaf  bv. Bruinisse werd wel bezwaarlijk. Na het vertrek van ds. Sterkenburg in 1851 kwamen als opvolgers: ds. A. van den Oever en ds. P. Siemense. In 1869 vond er een fusie plaats tussen de Chr. Afgescheiden Gemeenten, die wel godsdienstvrijheid hadden aangevraagd en die psalmberijming vrij lieten, en de Gereformeerde Gemeenten onder ’t Kruis.  De nieuwe naam werd Christelijke Gereformeerde Gemeenten. In 1886 vond er een nieuwe scheuring plaats in de Ned. Herv. Kerk: de Doleantie onder leiding van ds. Abraham Kuyper. Deze dolerende gemeenten fuseerden in 1892 met de Chr. Gereformeerde Gemeenten en kregen de nieuwe naam Gereformeerde Kerken.
Voor 1904
Gebouwd in 1904
Dat is tot 2004 zo gebleven toen deze fuseerden met de Ned. Herv. Kerk en de Ev. Lutherse Kerk en de nieuwe Prot. Kerk in Nederland vormden. Bekende predikanten waren: Ds. D. Bremmer, 1924 - 1929 en 1946 - 1955. Ds. J.P. Unger, 1930 -1945 (Lees verder)
Terug naar de 20e eeuw Terug naar de 20e eeuw