III. In de duivelse dingen als die in toverij, in tovenaars, bezweerders, waarzeggers, sterrenkijkers, etc. hulp
zoeken als genezing van ziekten, verloren goederen wederom te krijgen, etc. Lev.20:6 Wanneer er een ziel is
die zich tot de waarzeggers en tot de duivelskunstenaars zal gekeerd hebben, om die na te hoereren, zo zal ik
mijn aangezicht tegen die ziel zetten en zal die uit het midden van haar volk uitroeien. Zie ook Jes. 8:19
Wanneer zij dan tot u zeggen zullen: Vraagt de waarzeggers en de duivelskunstenaars, die daar piepen en
binnensmonds mompelen (Zo zegt) zal niet een volk zijn God vragen? Zal men voor de levende de doden
vragen? Ook die prognosticatiën in de Almanak als een ware profetie houden.
18. Die daar wel geloven de rechtvaardigheid Gods, maar wanhopen aan de genade. Ez. 33:10. Gijlieden
spreekt aldus, zeggende: Dewijl onze overtreding en onze zonden op ons zijn en wij daarin versmachten, hoe
zouden wij dan leven!
19. Die gans ongeduldig in ziekten, als die daar murmureren tegen God, zeggende Wat heeft God meer met mij
te doen dan met deze en die: heb ik dan al de zonden der wereld gedaan? Daar men niet behoort te murmureren.
1 Kor.10:10 En murmureert niet gelijk ook sommigen van hen gemurmureerd hebben. Maar zijn mond toe te
houden als David Ps.39:10 Ik ben verstomd, ik zal mijn mond niet open doen, want gij hebt het gedaan.
23. Die roekeloos op God vertrouwen, hem verzoekende, als 1. Die daar vertrouwen zalig te worden door de
genade Gods zonder ware bekering en daarom blijven liggen in de zonden, Rom.6:1. Wat zullen wij dan
zeggen? Zullen wij in de zonde blijven, opdat de genade te meerder worde? Dat zij verre. En zondigen te meer
daarop zeggende dat Gods genade te groter is, hoe hij meer zonden heeft te vergeven, willende alzo kwaad
doen, opdat er goed uit kome. Rom.3:8 En zeggen wij niet liever gelijk wij gelasterd worden en gelijk sommi-
gen zeggen dat wij zeggen, laat ons het kwaad doen, opdat het goede daaruit kome, welker verdoemenis recht-
vaardig is. 2. die buiten hun beroep zichzelf lichtelijk in enig gevaar begeven, tegen Matth. 4:7 Gij zult de
Heere uwen God niet verzoeken. Gelijk die lichtvaardig op zorgelijke hoogte klimmen , in diepten zwemmen,
op koorden dansen, van torens afvliegen om leeg, die op vastenavonden konijnen en vogels afrijden, die op
nieuwjaarsavond gaan sollen etc. waardoor sommigen hun leven verloren hebben.
25. Die Gods kinderen niet lief heeft en de gemeenschap der godzaligen niet acht, Hij heeft God niet voor zijn
God, die niet bij Gods volk gevoegd is: deze zonde wordt vergroot:1.indien iemand tot verachting van god-
zaligheid in het gezelschap der goddelozen gaat. Job34:8 En gaat over weg in gezelschap met werkers en
wandelt met de goddeloze lieden. Want hij heeft gezegd: het baat en man niet als hij welbehagen heeft aan
God. 2. Die Godsvolk versmaadt Ps.74:10 Hoelang, o God, zal de wederpartijder smaden? Zal de vijand in
eeuwigheid uw naam lasteren? En v.18 Gedenkt hieraan: de vijand heeft de Heere gesmaad en een dwaas volk
heeft uw naam gelasterd. En Jes.57:3,4. 3.Die de godzaligen als tekenen en wonderheden acht. Jes.8:18 Ziet,
ik en de kinderen, die mij de Heere gegeven heeft, zijn tot tekenen en wonderen in Israël. 4.Die zich verheugt
in hun oneer. Ez 25:6 Omdat gij met de hand geklapt hebt en met de voet gestampt hebt en van harte verblijd
zijt geweest in al uw plunderingen over het land Israëls etc. Die haar gezelschap verlaat of door zorgeloosheid
of afval Hebr.10:25 Laat ons onze zonderlingen bijeenkomsten niet verlaten gelijk sommigen de gewoonte
hebben, maar (elkander) vermanen; en dat zo veel te meer als gij ziet dat de dag nadert. Of door scheiding
Jes. 59:2 Maar uwe ongerechtigheden maken een scheiding tussen ulieden en tussen uw God en uw zonden
verbergen het aangezicht van ulieden dat hij niet hoort. 6 Die door boosheid hen vervolgt of uit de gemeente
werpt. Jes.69:5. Hoort des Heeren woord, gij die voor zijn woord beeft. Uw broeders die u haten, die u verre
afzonderen om mijn naams wil, zeggen: Dat de Heere heerlijk worde, doch hij zal verschijnen tot ulieder
vreugde; zij daarentegen zullen beschaamd worden.
- 4 -