Verborgenheên, met diep ontzag te melden.
Ja, de beschouwingen kunnen zielsinnemende opklaringen openbaren, maar dat toch de wezenlijkheid, het
wezen van de zaak, in toepassing door de Geest zich nog op moet klaren. Want Jozef krijgt hier door de
beschouwingen heen wel een diepe inblik, doordat de Geest hem inleidt wat die Naam Jezus in heeft, die
Naam betekent: Immanuel, God met ons. Jozef krijgt hier de aanwijzing te ervaren op die tweede Adam, het
Zaad der vrouw, van wie Jesaja zegt dat Zijn Naam Immanuel zal Zijn, hetwelk overgezet zijnde ‘God met
ons’ betekent. En dat is een aanwijzing die een opklaring van node heeft, gemeente. De beschouwingen kun-
nen zo ver gaan, zielen, maar dat het toch nog beleving moet worden, zoals hier bij Maria en ook bij Jozef.
Zoals ook Gods Kerk van stap tot stap geleid moet worden om de inhoud in hemelse opklaringen toegepast
te mogen krijgen wat dat woordeke lmmanuel betekent. Want dat Kindeken, Dat Maria onder haar hart draagt,
zal Gods Zoon genaamd worden, de Immanuel, God met ons. Hij zal Zijn volk zalig maken van hun zonden
en ook weer terugbrengen in het Vaderhart. Wat ligt er toch in het woordje “Hij zal” een heilgeheim, een
heerlijkheid besloten; in dat woord dat Jozef komt te beluisteren van de engel. “Hij zal”, maar daarmee, mijne
hoorders, staat hier Jozef en staan ook wij hier nog vóór de zaken hoor, vóór de toepassing aan de ziel. Want
was Jozef hier al zalig gemaakt? Nee toch, maar hem was wel gezegd: “Hij zal”. Gemeente, als je I Johannes 1
vers 1 komt te beluisteren kunnen we daar de ordelijke gangen opgetekend vinden, in hoeverre dat hier Jozef
en Maria geleid zijn geworden. Er staat in I Joh. 1 opgetekend: “Hetgeen van den beginne was, hetgeen wij
gehoord hebben”. “Hetgeen van den beginne was”, dat komt vanuit de stilte der nooit begonnen eeuwigheid,
vanuit de raad des vredes, gesloten door en in een Eén Drie-enig Goddelijk Wezen, dus dat was “van den
beginne”. En: “Hetgeen wij gehoord hebben”, dat hebben Maria en Jozef uit de mond van de engel gehoord.
“En zie, gij zult bevrucht worden” en “Hetgeen in haar ontvangen is, Dat is uit den Heiligen Geest” en ”Gij
zult Zijn Naam heten JEZUS”. Dus: Bevruchting, naamgeving, “want Hij zal Zijn volk zalig maken”. Alles
gehoord, maar zij hadden nog niets gezien, gemeente. Hij moest nog geboren worden en toch had Maria al
gezongen: “Mijn ziel maakt groot den Heere, en mijn geest verheugt zich in God mijn Zaligmaker”. Hier
mocht ze al roemen in Hem, Die haar blijdschap geeft en dan is het al een hemels voorsmaakje, zielen.
TOEPASSING
O, m’n lieve kindertjes, jongelingen, jongedochters, vaders en moeders, zijn we nog vreemdelingen van het-
geen we hebben gehoord? Verstaan we het geestelijke leven niet? Dat is erg, dat is vreselijk erg, hoor. O, dan
weten we ook niet van die geestelijke bevruchting door de Heilige Geest als bij Maria en Jozef gewerkt. Dan
is er ook geen behoefte naar de vervulling, de geboorte van de Heere Jezus in ons hart, waarvan de dichter
zingt: “’t Behoeftig volk, in hunne noden, in hun ellend’ en pijn, gans hulpeloos tot Hem gevloden, zal Hij
ten Redder zijn”. Maar die ware behoefte wordt alleen gewerkt en geleerd als we eerst kennis van Gods
heiligheid en rechtvaardigheid ondervonden hebben. Dan hebben we tegelijk ook kennis van eigen doem-
waardigheid vanwege erf- en dadelijke zonden. Dat doet zuchten en vluchten om Christus te mogen leren
kennen voor eigen hart en leven in Zijn dierbaarheid, gepastheid, beminnelijkheid en Zijn aangebrachte
gerechtigheid. Om dan in heilige verwondering uit te mogen roepen: “Al wat aan Hem is, is gans begeerlijk".
Smeek toch, mijn medereizigers, om het te mogen beleven en ondervinden, door de werking en toepassing
van Gods Geest. Opdat we niet blijven hangen in de macht van de satan, in de bloedende muil van de helle-
macht, maar dat we daar uit getrokken mogen worden met de koorden van Gods liefde. Dan komen wel de
kastijdingen zich te openbaren, maar dat is genade, om gedreven te mogen worden als verslagenen, ter dood
toe wankelenden, naar die Leeuw uit de stam van Juda. Die schuld overnemende, maar ook Die schuld uitdel-
gende Borg en Middelaar Gods en der mensen, Jezus Christus en Dien gekruisigd, in Wie en uit Wie dan
geheimen geleerd, verklaard en geopenbaard zullen worden ten gunste voor de eeuwigheid.
Maar mijn medereizigers naar de Godsontmoeting, het is zo vreselijk buiten de genade hier te leven, dat baart
de dood, de eeuwige dood, want dan moet u ook zonder genade sterven. En nu ga je naar huis gemeente, maar
wie is er nu koning over en in je hart? Vraag toch om ontdekkend licht van boven, opdat je het geestelijke
leven mag leren kennen, door de werking van de Heilige Geest. Die Geest verklaart de Majesteit Gods. En
dan leer je ook jezelf kennen in je God onterend bestaan, opdat dat je uit mag drijven naar Die allerbeminne-
lijkste Naam, onder de hemel gegeven tot zaligheid; Immanuel, God met ons, waar het op aan komt in de
kortheid van de tijd op reis naar de eeuwigheid. Zal je er om denken, zielen? Nog even, dan is hier alles weg,
hoor. Nog even, dan staan we allemaal in het oordeel, nog even, dan zullen we allemaal ons oordeel horen.
En buiten de verzoening, is het vervloekt, verdoemd, de eeuwige dood in. O mijn lieve zielen, ik wens je een
naar huis gaan, verslagen onder de indrukken van God Almachtig. Om die toebrenging af te smeken, om
geleerd en onderwezen te worden in hetgeen we hier gehoord hebben van Maria en Jozef. Opdat we waarlijk
navolgers van Hem mochten worden, waarbij we geen rust meer konden vinden voor we Hem, als de herders,
hebben gevonden in Bethlehems stal.
Wilt u het hele boek lezen dan kunt u terecht bij:
Boekhandel “De Kanselier” Burg. Van Veenstraat 7
4306 BZ Nieuwerkerk 0111-641121
www.dekanselier.nl
info@dekanselier.nl