Bedevaarten
Een bedevaart of pelgrimage (van het Oud-frans pelrimage) is een (pelgrims)reis naar een bedevaartsoord. Redenen voor het ondernemen van een bedevaart zijn om de hulp van een heilige in te roepen zodat deze voorbede (Lees verder) kon doen bij God, of om boete te doen, een opgelegde straf te ondergaan. In de katholieke traditie betreft een bedevaart een reis naar een plaats waar een heilige wordt vereerd, of waar er volgens ooggetuigenverslagen verschijningen hadden plaatsgevonden, meestal van Maria, een engel of een heilige. Andere plaatsen werden bekend vanwege een of meer gevallen van wonderbaarlijke genezingen, of vanwege stigmata, een 'huilend' beeldje, of andere verschijnselen die mensen bovennatuurlijk voorkwamen.
Pelgrims
Voorbeelden van belangrijke bedevaartsplaatsen in het christendom zijn Rome (het Vaticaan), Fátima, Lourdes, Scherpenheuvel, Rocamadour, Santiago de Compostella, Kevelaer, Collevalenza, Assisi, Banneux, Jeruzalem en Bethlehem. Bedevaartgangers droegen schelpen of kleine medailles en beeldjes op hun kleding. Goedkope loden of tinnen pelgrimsinsignes, een pelgrimshoorn, eigenlijk souvenirs, worden bij opgravingen veel teruggevonden. Pelgrims die Jeruzalem bezochten plaatsten een palmtak op hun portretten en ook op hun grafsteen. In Dreischor in Zeeland is een dergelijke steen bekend met een leeg graf (Christus is immers opgestaan), twee palmtakken en een Jeruzalemskruis, zie foto hieronder.
Antonis de Hubert (Mr. Antonius de Huybert)
Antonius de Huybert, zoon van Jan Antonissen de Huybert, secretaris van Zierikzee, baljuw van Brouwershaven, studeerde rechten in Leiden, maar beoefende tevens de oude talen en godgeleerdheid. Vooral legde hij zich toe op het Hebreeuws, waarin hij zulke vorderingen maakte, dat hij de Psalmen Davids er uit in het Nederduits kon overzetten. Na de rang van doctor in de rechten bekomen te hebben, verliet hij de academie, en vestigde hij zich in zijn geboorteplaats, waar hij spoedig in de regering kwam, schepen en vroedschap werd. Hij huwde in 1609 te Leiden met Charlotte Troget, en liet een zoon na, Andries, in 1617 geboren, en een dochter Charlotte. Omstreeks 1620 schijnt hij naar Amsterdam vertrokken te zijn, waar hij in de kring van Visscher, Reael, Vondel en Hooft verkeerde. Van daar vestigde hij zich te Leyden, waar hij zelf het toezicht had over de uitgave van zijn Psalmberijming. Deze verschenen in 1624 bij P. Muller te Leiden in 12o. met de titel: De Psalmen des Propheten Davids, in 't Hebreeuz genaamd het hof-bouck: by den propheet verdeeld in vijf bouken. Nu naar de oorspronkelicken Text van woorde te woord, vertaald, ende in Nedrduytsen ryme op de gewoonlicke wijsene gelijk men die in de Gereformeerde Kerken singt door enz. Hier sijn bijgevoegd de gewoonlicke Lofzangen, mitsgaders de CLI Psalm, die gevonden wordt in de Grieksche bijbels. Door sommige literatoren werd de berijming qua poëzie als taalgebruik zeer geroemd en zelfs boven de psalmberijming van Marnix van St. Aldegonde gesteld.
Psalm 1: 1 Welzalig is de man/die in den raad/van ’t godloos woel der boozen niet en gaat/noch op den weg bij zondaars staat (vermeten)/ Noch op den stoel bij spotters is gezeten./ Maar zijne lust (heeft) in des Heeren wet/ en dag en nacht op zijn geboden let.
Klik op onderstaande link wanneer u het gehele psalmboek wilt inzien. (Lees verder)
Terug naar de Nadere Reformatie