Bedevaarten
Een bedevaart of pelgrimage (van het Oud-frans pelrimage) is een (pelgrims)reis naar een bedevaartsoord. Redenen voor het ondernemen van een bedevaart zijn om de hulp van een heilige in te roepen zodat deze voorbede (Lees verder) kon doen bij God, of om boete te doen, een opgelegde straf te ondergaan. In de katholieke traditie betreft een bedevaart een reis naar een plaats waar een heilige wordt vereerd, of waar er volgens ooggetuigenverslagen verschijningen hadden plaatsgevonden, meestal van Maria, een engel of een heilige. Andere plaatsen werden bekend vanwege een of meer gevallen van wonderbaarlijke genezingen, of vanwege stigmata, een 'huilend' beeldje, of andere verschijnselen die mensen bovennatuurlijk voorkwamen.
Pelgrims
Voorbeelden van belangrijke bedevaartsplaatsen in het christendom zijn Rome (het Vaticaan), Fátima, Lourdes, Scherpenheuvel, Rocamadour, Santiago de Compostella, Kevelaer, Collevalenza, Assisi, Banneux, Jeruzalem en Bethlehem. Bedevaartgangers droegen schelpen of kleine medailles en beeldjes op hun kleding. Goedkope loden of tinnen pelgrimsinsignes, een pelgrimshoorn, eigenlijk souvenirs, worden bij opgravingen veel teruggevonden. Pelgrims die Jeruzalem bezochten plaatsten een palmtak op hun portretten en ook op hun grafsteen. In Dreischor in Zeeland is een dergelijke steen bekend met een leeg graf (Christus is immers opgestaan), twee palmtakken en een Jeruzalemskruis, zie foto hieronder.
Brief van de Heer B. Goudzwaard aan zijn kinderen in Amerika, betreffende de dood en bekering van zijn  zoon Bart.                                                                      Vader B. Goudswaard                         Zoon B. Goudswaard Haamstede, 29 September l940 Lieve kinderen, Wij berichten jullie dat we jullie brief hebben ontvangen op 27 september. We waren er erg blij mee, vooral onder omstandigheden, waaronder wij leven. Jullie hebben ongetwijfeld het droeve bericht gehad, wat ik in een kortbriefje meldde, nl. "de dood van jullie broer Bart”.  Jullie kunnen je wel indenken wat wij doormaak- ten, temeer daar hij zover van huis was. Ik herinner mij niet, wat ik jullie heb geschreven hierover, dus doe ik het nu maar. Donderdag 5 Sept. kregen we bericht uit Den Haag, dat hij geopereerd was aan de blinde darm en het goed maakte, maar dat het wel gewenst was dat ik kwam. Ik ging dezelfde dag nog op weg, wat nogal moeilijkheden gaf, want wij mochten niet van het eiland af, maar tenslotte kreeg ik toestemming van de Duitse commandant. Ik arriveerde in Dordrecht 's nachts om 12 uur en logeerde bij de familie v.d. Panne, die daar woont. De volgende dag ging ik naar Chris en Neeltje en we gingen samen maar Den Haag. Wij troffen hem goed aan en we hadden nooit kunnen denken dat het slecht zou aflopen. De dokter had me ook alles niet gezegd en ik ontdekte later dat de blinde darm doorgebroken was en dat er complicaties bij gekomen waren. Zaterdag ging ik weer terug naar huis, denkend dat het allemaal wel goed zou zijn. Maar helaas, zondagmor- gen werden we opgebeld dat we direct moesten komen. Toen dachten we dat het einde daar was, maar hij leefde nog. Joh., Coosje, Corrie en ik gingen die Zondag meteen naar hem toe. Het was heerlijk dat we hem nog levend aantroffen. Hij werd helderder, maar wij zagen wel dat het niet lang duren kon. De kinderen reden weer naar huis en ik bleef daar. Die Zondag voelde hij zich tamelijk goed. Ik sliep daar die nacht, daar ik erg vermoeid was. In de morgen werd ik gewekt door een broeder, die me vertelde, dat Bart zijn toestand kritiek was. Hij vroeg me ook of Bart naar mijn mening klaar was voor de eeuwigheid.  Het enige wat ik uit kon brengen was “dat hij onbekeerd was”. Nu bleek deze man een belijdend lid te zijn van onze gemeente in Den Haag, waar de eerwaarde heer Honkoop staat. Hij vroeg me, zal ik de Ds laten roepen?  Jullie kunnen je voorstellen, dat ik deze gelegenheid gretig aangreep. Ik ging naar het bed en vroeg: ‘hoe gaat het nu Bart?’  ‘Ik heb een beetje gerust’ zei hij en toen kwam de Ds. Deze was zeer  verbaasd dat ik daar was en dat Bart mijn zoon daar lag. De Ds begon aan hem vragen te stellen en hij antwoordde op een manier, die Ds. hoopvol stemde. De Ds. geloofde dat de Heere van zich zou doen spreken die dag. Hij was er zo zeker van dat hij maandagavond in zijn preek, in zijn gemeente, hiervan vertelde, ofschoon hij niet wist wat Bart die dag ervaren had. Is dat niet wonderbaarlijk heerlijk? Inderdaad als de Geest werkt, wie kan Hem verhinderen. Zodra de Ds. vertrokken was, begon de Heere Bart's hart te bewerken, zodat Bart's eigen woorden bewaar- heid werden. Hij had de Ds. bedankt voor zijn gebed en tegen hem gezegd: "waarlijk het gebed van een recht- vaardige vermag veel”.  Vanaf die tijd begon hij zich grote zorgen te maken over zijn verloren staat en riep hij: "ik ben een verloren zondaar”. De zusters en de broeders die hem verzorgden, trachtten hem te troosten en een van hen zeide: ‘bedenk dat God liefde is’. ‘Nee’, zei hij, ‘zo praten jullie altijd, maar God is rechtvaardig en ik moet vergaan’. Jullie kunnen je voorstellen hoe ik me voelde. Ik wist het niet en ik durfde er niet aan denken, wat de oorzaak hiervan zou kunnen zijn. Hij bleef in deze toestand tot de middag toe. Hij verloor nu en dan het bewustzijn (dat dacht ik tenminste), maar dat was niet hat geval. Zijn hart was bezig met het werk der verlossing en hij zei tegen mij: God is rechtvaardig, maar genade is overvloedig_ In deze ogenblikken werd het werk van Christus in h4m geopenbaard volgens mijn mening, ofschoon hij aan grote strijd voerde. Misschien zeg ik het voor Bart het beste op deze manier, voor Bart was het genade en rechtvaardigheid. Terwijl ik aan het bed stond scheen hij het bewustzijn te verliezen en ik dacht dat het einde gekomen was. Ik riep hem toe: ‘Bart, ga je hier vandaan?’ Toen opende hij zijn ogen en zei: ‘wat dacht je vader dat ik wegging?’ Ik zei: ‘ja’! ‘Neen’, zei hij ’ik zal vertellen wat ik zag. Ik zag het Lam Gods, aan de andere kant van de Jordaan in onbeschrijfelijke glorie. Toen hief hij zijn ogen op naar de Hemel en riep: ‘Kom, kom’. Hij rekte zijn magere armen uit en bad een kwartier lang zo toepasselijk en grotendeels over het land van Immanuel, en ofschoon de zaal waar hij lag vol mensen was en tamelijk 1awaaierig. Plotseling hield iedereen zijn mond, de meeste verpleegsters en hulpen luisterden met tranen in de ogen. Ze waren zeer verbaasd. Toen zei de man die lid was van onze kerk tegen een Katholieke verpleeg- ster: ‘Dit is wat je noemt een protestants gebed’. Wij merkten geen spotternij of vijandschap, van niemand. Toen begon hij de toehoorders ta waarschuwen en te vermanen. ‘Bedenk dat u allen moet sterven’. En zij aanvaardden zijn woorden in dank. Hij dankte hen ook allemaal en zei: ‘Ik ga, en volg mij na a.u.b.’. Een van hen zei: ’Hij gaat naar het eeuwige leven’. Dit speelde zich allemaal af in de tegenwoordigheid van de soldaten. Ja, lieve kinderen, het is allemaal wonderbaar, en God is  bekeerde man tegen hem: ‘Bart, zou je hier niet langer een poosje willen blijven’. Hij antwoordde: ‘ Ja, op deze voorwaarde, dat ik mijn vrienden het goede en het kwade zou mogen vertellen, maar anders zou ik zou ik liever sterven.’ Toen wou hij zijn broers en zusters nog graag eens zien. Het was al wier uur in de namiddag en hij stond er op."Anders kan ik niet sterven’, zei hij. Dus ik liet ze roepen en ze gingen van Haamstede om 6 uur , behalve Jans. Maar Bart's toestand verslechterde en ik dacht: ‘Zijn laatste uur is geslagen’. Er ging heel wat in mij om. Hij zelf zei: ‘het lukt niet meer’, en dan  weer: ‘Ik moet ze allemaal zien’. Nu, zijn wens werd vervuld. Om 12 uur in de nacht kwamen ze bij het ziekenhuis aan. Ik was dolblij. Oom Johan kwam ook, want die wilde hem ook zo graag zien. Toen ze met grote vrees aan zijn bed kwamen, omdat ze dachten dat hij verloren was, en omdat ze verwachtten dat ik in een hevige zielestrijd was, riep hij hun toe: ‘Komen jullie eens allemaal dicht hij me; dan zal ik jullie vertellen wat God gedaan heeft’. Daar stonden ze sprakeloos en verbaasd. Ze konden hun oren niet geloven. Ik had het hun onmogelijk kunnen vertellen, daar het allemaal in een dag gebeurde. Nu vertelde hij hun, wat een wonder er was geschied ‘en dan aan iemand zoals ik ben’, riep hij uit. ‘Dat hadden jullie natuurlijk niet verwacht’. Hij praatte een poosje met hen en verdeelde zijn weinige bezittingen. De ring die hij van zijn moeder had gekregen, stak hij aan Joh, zijn vinger. Hij zei dat Joh niet moest huilen, zoals hij om zijn moeder had gehuild. Hij wilde een eenvoudige begrafenis en graag de eerwaarde heer Lameijn, om deze  te leiden. Hij mocht die graag, omdat hij daar de meeste tijd naar de kerk ging. Nadat hij alles geregeld had, keek hij op de klok en zei: ‘nog een half uur, dan is hat gebeurd’. Hij nam afscheid van ons allemaal en ik vroeg hem: ‘Wat moet ik tegen Joh zeggen?’. Hij zei: ‘Vertel hem alleen maar hoe alles gegaan is, en doe hem de beste groeten’. Toen stierf hij rustig. De prikkel van de dood was verdwenen en het conflict was opgelost. Hij riep tegen ons: ‘Vaarwel, Vaarwel, Vaarwel’. Dit waren zijn laatste woorden. Nu kinderen, Wat zeggen jullie hiervan? Hoe verheven is de Heere en wij behoeven er niets voor te doen, want de goede werken zullen niemand redden, het is genade voor genade. Jullie moeten dit vooral zeggen tegen Mevrouw Rotier, doe haar mijn hartelijke groeten, en natuurlijk ook aan jouw ouders. En nu nog een paar woorden van troost voor jullie allemaal. Er wordt wel eens gezegd: ‘men kan de genade niet geven’, en dat is waar, toch geloof ik dat de Heere van generatie op generatie werkt en Zijn verbond gestand doet. Hij heeft mededogen met degene met wie Hij dit wil hebben. Nog een ding: Op 13 Sept. werd hij begraven en op zijn verzoek ligt hij naast zijn moeder in mijn graf, zodat, als jullie vader zal sterven ik ook bij hen zal liggen, indien de Heere dit wenst. Wij ondervonden veel meeleven van arm en rijk. Precies zoals met je moeder, dat doet een mens altijd goed. Maar nu moet ik me niet blind staren op dat graf. Ik moet hier boven uit komen en de Heere prijzen, dat Hij ook jullie tot zijn dienstknechten maakt. Mij lieve kinderen, geef Bart aan de Heere over volgens Zijn wijze voorzienigheid. Dat Hij jullie mag aandringen tot spoed en tot verlan- gen, om Hem te verheerlijken. Zijn genade in onze harten, dat is mijn innige bede en verlangen van jullie vader, die jullie zeer liefheeft Bart Goudswaard
Terug naar De Ger. Gemeente van Haamstede