Soliloquium
De zondaar overlegt bij zichzelf alleen de ijdelheid der wereldse dingen, en dat hij tot nu toe geen
waar genoegen daarin heeft kunnen vinden.
1. Mijne ziel!, wat mijmert u toch‘? Wat verteert u uzelf in uw ijdele gedachten? Laat het u genoeg zijn,
dat u de vorige tijd van uw leven de wil der wereld gedaan hebt, de begeerlijkheden van uw hart gevolgd
bent, en open nu nog tenslotte uw ogen, nu het nog tijd is, nu het nog de dag van heden is. Ontdek, dat alle
dingen der wereld niets dan bedrog of ijdelheid zijn, die u in der eeuwigheid niet zullen noch kunnen
voldoen.
2. Vroegere ervaring heeft u voldoende geleerd, dat al de beloften en gaven der wereld niets dan verdwij-
nende rook, niets dan bedrieglijke schaduwen zijn; of - erger nog! - zoals het Egyptische riet, dat een ieder,
die meent te rusten, door erop te steunen, de arm doorboort en ter aarde doet vallen. Hoe kunt u dan nog
langer die bedrieger geloven? Hoe durft u zich dan nog op haar te verlaten‘? Waarom zou u nog langer met
haar te maken hebben? Men pleegt toch degenen te ontlopen, die ons te slim af zijn, en ons bedriegen. U
weet toch wel, dat u nooit enige onvervalste waar van de kant der wereld hebt ontvangen. De wereldse
vreugde, die u genoot, is of vermengd, of dadelijk gevolgd door kwelling, misnoegen en verdriet. De
wereldse eer, die u genoot, was nooit zonder opspraak van sommigen, en haat en nijd van anderen. De
overvloed aan wereldse goederen, die u mocht verkregen hebben, is u dikwijls meer aanleiding geweest tot
overvloedige zorgen, dan tot ware voldoening. Nooit hebt u ook maar iets zo verkregen, als u het wel wenste.
Of is dat u ooit overkomen, dan was (intussen) uw wens verhevigd of veranderd, en bent u zonder voldoe-
ning gebleven.
3. Hoe is het ook mogelijk, dat u maar enig echt genoegen in de dienst der wereld zou verkrijgen, aangezien
de god-dezer-wereld de geest van onrust en van ongenoegen zelf is! Als u dus zo’n meester dient, hebt u ook
zo’n loon te wachten. Zou u hieraan nog twijfelen? Denk toch aan uw vroegere levensloop; zie eens, hoe het
u tot nu toe vergaan is; denk eens diep na, wat u heel die tijd van uw leven zoal bereikt hebt, toen u de wereld
diende. U bent nu al zo lang in de wereld geweest. Wat heeft het toch te betekenen, wat u in tien of twintig jaar
verricht hebt? U hebt gegeten, gedronken, geslapen en bent opgestaan. U was gezond en werd ziek. U hebt
gekocht en verkocht, gesproken en gezwegen, geschreid en gelachen, nu eens was u vrolijk, dan weer
bedroefd, nu eens leed u schade, dan weer had u geluk. En waar is dit alles nu, na zoveel jaren, op uitgelopen?
In trouwe, nu alles voorbij is, op wat anders, dan op zonde, berouw, en ijdelheid?
4. Evenwel hebt u in dit uw leven misschien wat aardse goederen vergaard, een bepaald ambt of levensstaat
bereikt, en die hebt u misschien nog mogen houden. U bent nu misschien veel rijker, dan u enkele jaren geleden
was. Maar och, arme!, wat betekent dat? Is uw leven niet beter dan de rijkdom, dan uw positie? Al bent u dan
ook toegenomen in rijkdom, of vooruitgegaan in uw positie, intussen is die edele en kostelijke tijd van uw
leven afgenomen: betekent dat alles niet werkelijke schade, als u intussen - tijdens uw allerkostelijkste en
edelste leven - niets dan aardse en vergankelijke goederen verkregen hebt? Moet u ook niet toegeven, dat zelfs
die eer en rijkdom, die u nu, bij vroeger vergeleken, bezit, u ook alleen maar meer zorgen hebben berokkend?
Zo gans en al jammerlijk en tevergeefs wordt de beste, allerkostelijkste tijd van dit vergankelijke leven,
waaraan toch de eeuwigheid hangt, in de dienst der bedrieglijke wereld gesleten.
Wilt u het hele boek lezen dan kunt u terecht bij:
Boekhandel ‘De Kanselier’
Burg. Van Veenstraat 7
4306 BZ Nieuwerkerk
0111-641121
www.dekanselier.nl
info@dekanselier.nl